Retributie op de vergunningen voor exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer

UITGEREIKTE VERGUNNINGEN VOOR DE EXPLOITATIE VAN EEN DIENST VOOR INDIVIDUEEL BEZOLDIGD PERSONENVERVOER

De vergunningen die uitgereikt worden voor de exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer geven in de gemeente waar de exploitatiezetel is gevestigd aanleiding tot een jaarlijkse retributie ten laste van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van de vergunning.

Er dient een jaarlijkse retributie betaald te worden op de vergunningen voor exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer, uitgereikt door de stad Oudenburg.

De inning gebeurt door en voor de gemeente.

De retributie werd vastgelegd in het Vlaamse decreet van 29 maart 2019 betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer en geldt voor de afgeleverde vergunningen vanaf 1 januari 2020.

De belasting, vastgelegd in het Vlaamse decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg, geldt enkel nog voor vergunningen verleend op basis van dit decreet (vergunningen afgeleverd tot en met 31 december 2019).

Meer informatie kan je hier terugvinden.

BEDRAG VAN DE RETRIBUTIE

Het bedrag van de retributie voor vergunningen bedraagt (in het blauw ziet u de geïndexeerde tarieven voor 2021):

  • tot 1 januari 2030: 250,00 (251,03) euro voor zero-emissievoertuigen
  • tot 1 januari 2025: 250,00 (251,03) euro voor voertuigen met een ecoscore van minstens 74 voor voertuigen met vijf zitplaatsen, van minstens 71 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen en van minstens 61 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen die voldoen aan de definitie van een minibus, vermeld in artikel 1, § 2, 48, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen
  • 350,00 (351,44) euro voor alle andere voertuigen

Het basisbedrag, vermeld in paragraaf 2, wordt aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Deze aanpassing gebeurt door middel van de coëfficiënt die wordt bekomen door het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar te delen door het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit decreet.

BEDRAG VAN DE BELASTING

(In het blauw ziet u de geïndexeerde tarieven voor 2021)

Voor vergunningen voor de verhuur van een voertuig met bestuurder afgeleverd tot en met 31 december 2019 is een belasting verschuldigd van 250,00 (359,12) euro. Dit bedrag wordt eveneens jaarlijks aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Deze belasting blijft verschuldigd voor de resterende geldigheidsduur van de vergunning.

BELANGRIJKE INFO

Zowel de retributie (voor vergunningen vanaf 1 januari 2020) als de belasting (voor vergunningen tot en met 31 december 2019) geldt altijd voor een gans jaar, en wordt dus niet verrekend in functie van het moment waarop de vergunning een aanvang neem of eindigt.

Artikel 8 van het decreet betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer formuleert het zo: "§ 3. De retributie, vermeld in paragraaf 2, is verschuldigd voor het hele jaar, onafhankelijk van het moment waarop de vergunning wordt afgegeven. De vergunninghouder is de eerste jaarlijkse retributie verschuldigd op het ogenblik van de afgifte van de vergunning en nadien telkens op 1 januari van het kalenderjaar.

De vermindering van het aantal voertuigen of de opschorting van de exploitatie met een of meer voertuigen geeft geen aanleiding tot een retributieteruggave. Dit geldt eveneens voor de schorsing of de intrekking van een vergunning of het buiten werking stellen van een of meer voertuigen voor welke reden dan ook.”

Artikel 49 van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg formuleert het zo: "§ 4. De belasting, […] op de vergunning voor een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, [is] verschuldigd voor het hele jaar, onafhankelijk van het moment waarop de vergunning wordt afgegeven. De vergunninghouder is de eerste jaarlijkse belasting verschuldigd op het ogenblik van de afgifte van de vergunning en nadien telkens op 1 januari van het kalenderjaar.”

Ook de vermindering van het aantal voertuigen of de opschorting van de exploitatie met een of meer voertuigen geeft geen aanleiding tot een belastingteruggave. Dit geldt eveneens voor de opschorting of de intrekking van een vergunning of het buiten werking stellen van een of meer voertuigen voor welke reden dan ook.