Over de Sint-Pietersabdij

Er is nog een tweede belangrijke fase in de Oudenburgse geschiedenis. In de woelige feodale elfde eeuw vervult de H. Arnoldus een vredesmissie in Vlaanderen. In Oudenburg zou hij omstreeks 1084 de Sint-Pieterskerk ontvangen uit de handen van Cono I van Eine en Radbod II, bisschop van Noyon-Doornik, en een abdij stichten. Een kleine schare monniken vestigde zich in dat vlakke land. Het was niet de eerste maal dat benedictijnen er kwamen.

Ook in het nabijgelegen Roksem – één van de oudste Vlaamse parochies – bezaten ze een priorij.Het altaar van het latere Ettelgem behoorde dan weer toe aan de Sint-Bertinuspriorij van Poperinge.

De Sint-Pietersabdij van Oudenburg kent een bescheiden bloei. Ongetwijfeld helpen de religieuzen mee aan de verspreiding van de godsdienst in deze streek. Hun bestaan wordt grondig dooreen geschud tijdens de woelige zestiende eeuw. De geuzen passeerden eveneens in Oudenburg en de overgebleven kloosterlingen vluchtten binnen de veilige Brugse stadsmuren. In de zeventiende eeuw bouwden ze een nieuw complex op de fundamenten van de verwoeste gebouwen. Het convent was geen lang leven beschoren. Met de Franse overheersing op het einde van de achttiende eeuw verdween het klooster voorgoed uit Oudenburg. Zijn naam en rechten leven verder in de Sint-Pietersabdij van Steenbrugge. Van deze abdij bewaart Oudenburg nog de witgekalkte hoeve.

Vooral de zeventiende-eeuwse toegangspoort, de middeleeuwse duiventoren en de langgerekte stallingen van dit complex vallen op. De kloosterorden hechtten groot belang aan de landbouwbedrijvigheid. Zo nam bijvoorbeeld de Oudenburgse Sint-Pietersabdij in 1136 de op de zee gewonnen gronden in Westende in bezit. Hier kweekten ze schapen. Zo ontstond een wolproductie, wat niet onbelangrijk was voor de streek. Ze vervulde aldus geen onbelangrijke rol bij de ontginning van de aangrenzende polders. Ook het abtsgebouw bleef bewaard. De constructiedatum (1756) is vastgelegd door de muurankers.

Het gebouw, in classicerende vormgeving, werd opgetrokken tijdens het abbatiaat van Maurus Eloy. Hier is nu het Romeins Archeologisch Museum gevestigd. De bijhorende tuin werd in 2008-2009 heraangelegd.