Oudenburg tijdens de middeleeuwen en nadien
In de latere middeleeuwen had
Oudenburg een zekere faam in Vlaanderen. Het verkreeg niet alleen stadsrechten,
maar ook op het gebied van de lakenproduktie en dito handel vervulde het een
belangrijke rol.
Het optrekken van een aantal gebouwen in die tijd bewijst dit
ten volle: een stenen stadhuis, een belfort en halle, een Sint-Jansgasthuis en
verscheidene kerken en kapellen. De markt, omzoomd met linden, vormt het
centrale plein. Merkwaardig is de driehoekige vorm ervan. Die naar een
Frankische oorsprong verwijst. Vroeger fungeerde het als drinkplaats voor het
vee. Hier dichtbij staat een zgn. schandpaal en een neorenaissance pomp uit
1859-1861. De vanaf 1128 gegraven
Stedebeek liep praktisch volledig rond de stad.
Uit de glorietijd bleef weinig
bestaan. Oudenburg ebt weg in de nevel van de geschiedenis en dit ten voordele
van het nabijgelegen Brugge, dat blijkbaar beter zijn economische
handelsbelangen kon verdedigen. En de
geuzentijd met de Beeldenstorm in 1566 doet aan de ontwikkeling van de streek
geen goed. Oudenburg wordt een
Calvinistisch bolwerk, waardoor het kerkelijk patrimonium grondig wordt
verstoord.