Het embryo
Oudenburg – waarvan de naam verwijst naar het bestaan van een oude burcht – behoort tot de oudste nederzettingen in Vlaanderen. De sporen van bewoning in het latere Oudenburg klimmen namelijk op tot de eerste eeuwen van de Westerse tijdrekening.
De huidige kuststrook zag er toen helemaal anders uit en bestond uit grillige inhammen en diepe kreken. Tussen de vijfde eeuw voor en de elfde eeuw na Christus brak de zee geregeld door de duinengordel en overstroomde via een ingewikkeld en vertakt krekensysteem het moerassige laagland achter de duinen. Zo ontstond een schorren- en slikkengebied. En zo zag deze streek eruit toen de Romeinen hier enkele decennia voor onze tijdsrekening arriveerden.
Die Romeinen moesten dit gebied ook verdedigen tegen invallen van allerlei ‘barbaarse’ volkeren. Voor de bouw van die verdedigingen zochten de Romeinen telkens strategisch gelegen punten op.Geografische en bodemkundige omstandigheden speelden hierbij een niet te onderschatten rol. Zo speurden ze naar een hoger gelegen plaats om die versterkingen te vrijwaren tegen overstromingen. En die vonden ze op een uitsteeksel van een oude dekzandrug, bovendien ideaal als uitkijkpost, beschermd tegen stormvloeden en toch weer dicht bij getijdengeulen die een gemakkelijke verbinding met de zee mogelijk maakten.
Ook de ondergrond was stevig genoeg om erop te bouwen en zoet water was in de zandgrond ruim voorhanden. Deze plaats bleek uitstekend geschikt voor de constructie van een militaire basis op de grens van de toenmalige kustvlakte en de zandstreek. Dat deze keuze als ideaal kan worden omschreven, wordt eveneens geïllustreerd door het feit dat archeologische opgravingen op dezelfde plaats sporen van een belangrijke burgerlijke nederzetting konden blootleggen.
In elk geval bouwden de Romeinen hier een castellum. Het werd het latere Oudenburg, waarvan de middeleeuwse naam – zoals vermeld –hoogstwaarschijnlijk naar deze voormalige versterking verwijst. De ‘nieuwe’ burcht werd wellicht later in de nabije omgeving opgetrokken, wellicht tegen invallende vikingen. Het werd het latere Brugge. Niet alleen de naam, maar evenzeer de huidige min of meer vierkantige stratenstructuur van de dorpskern, waarbij de straten elkaar haaks snijden, en een resem toevallige vondsten – vooral keramiek en munten – vanaf de zeventiende eeuw zorgden ervoor dat archeologen al jaren heimelijk naar deze site lonkten.
Ook de eeuwenoude aanvangstekst in de kroniek van de alhier in de late elfde eeuw gestichte Sint-Pietersabdij verwees naar de toen nog gedeeltelijk bewaarde Romeinse vestingsmuren, waarvan sommige waren opgetrokken in "regelmatig gekapte stenen die met ijzeren haken stevig aan elkaar waren geklonken”. Diverse opgravingscampagnes, gestart op het einde van de jaren vijftig van de vorige eeuw en tot op vandaag verder gezet, leverden daarvoor het ultieme en definitieve bewijs.
Ze illustreren het belang van deze site als de enige tot nu toe teruggevonden Romeinse versterking aan de Vlaamse Noordzeekust.