Sint-Arnoldus

SINT-ARNOLDUS, PATROONHEILIGE VAN DE BIERBROUWERS

Als inleiding
Legenden zijn soms te mooi om waar te zijn. Het verhaal van een jongen die na een spectaculaire militaire loopbaan zich als kluizenaar terugtrok, vervolgens monnik, abt en zelfs bisschop werd gewijd en uiteindelijk door paus Gregorius II (1020/1025-1085) naar de pagus Flandrensis werd gezonden om vrede te brengen tussen de toenmalige graaf, Robrecht I de Fries († 12/13 oktober 1093), en zijn onderdanen, daarin slaagde en intussen een abdij stichtte, kan nog op wat historische correctheid bogen, maar dat hij toen ook water in bier veranderde, lijkt ons van het goede teveel. Dit laatste neigt expliciet naar het wonder tijdens de bruiloft van Kana (Joh. 2, vooral 6 - 9) en naar andere heiligenlevens waarin ongeveer hetzelfde plaatsvond. Het gaat uiteraard over Arnoldus (Arnoud / Arnulfus) van Tiegem, die volgens de traditie en volgens enkele hagiografen in 1084 in Oudenburg een benedictijnerabdij sticht en die toewijdt aan de H. Petrus. Dit is niet uitzonderlijk want heel veel bidplaatsen krijgen in die tijd deze apostel als patrocinium. Met een in het Brugse rijksarchief bewaarde bisschoppelijke oorkonde, gedateerd 1 juli 1090, verklaart Radbod II († 1098), bisschop van Noyon-Doornik, dat deze (al bestaande) Sint-Pieterskerk vrij is en kan worden gebruikt door monniken, niet dat Arnoldus deze stichting verricht in 1084. Radbod doet dit op verzoek van zijn neef Cono I van Eine en zijn vrouw Hazecca. Cono hield namelijk de Sint-Pieterskerk in Oudenburg zelf in leen van de graaf van Vlaanderen, die de kerk op zijn beurt in leen had gekregen van de geciteerde bisschop. Vooral zijn vrouw had aangedrongen de kerk vrij te geven, want daar vonden angstaanjagende gebeurtenissen plaats. Dat dit gebeurde in 1084 valt met documenten niet te bewijzen en is vermoedelijk niet juist, hoewel sommige schrijvers beweren dat daar toen al een tijde een aanzet van kloostervorming was. De Sint-Pieterskerk moet in elk geval al hebben bestaan. De stichting gebeurde echter waarschijnlijk pas na 1090. Arnoldus wordt in die akte ook niet vermeld en was ten andere al overleden. De later geschreven vita’s spreken dit tegen en laten Arnoldus de Sint-Pietersabdij zelf stichten. Legenden zijn soms te mooi om waar te zijn. Tijdens de bouw ervan breekt, volgens oude nog meer bediscussieerbare geschriften, een vreselijke ziekte uit. Door de bouwlieden gekookt water te laten drinken, verdwijnen de slechte bacteriën.Arnoldus had er wel eerst in geroerd met zijn kromstaf waardoor het water bier was geworden. De middeleeuwer zal dit wel hebben geloofd, niet wetende dat bier al in de oudheid bestond. Inderdaad, de bakermat van deze drank gaat terug tot omstreeks 6000 voor onze tijdrekening. Uit die periode dateert een kleitablet, gevonden in Mesopotamië, met het oudste bekende bierrecept, wel geschreven in spijkerschrift en verlucht met handelingen om deze drank te prepareren.

Wat biografische sprokkelingen
In schril contrast met de vele artikels en boeken over de H. Arnoldus staat het summiere aantal historische feiten over zijn leven. Die kunnen we bijna op één hand tellen. Zelfs zijn geboortejaar staat niet met zekerheid vast. Algemeen wordt aangenomen dat hij vóór het midden van de elfde eeuw in Tiegem werd geboren uit Volbrecht (Fulbert) en Meynsinde, sommigen schrijven zelfs concreet in 1042! Toch moeten al kort na zijn overlijden, waarrond evenzeer allerlei miraculeuze gebeurtenissen plaatsvinden, gegevens zijn verzameld om een biografie samen te stellen.Dit was nodig om tot een verheffing van zijn relieken te komen, wat toen eigenlijk de heiligverklaring van iemand betekende. De man die zich voor het schrijven van dit levensverhaal inzette was Lisiardus († 1126).Hij behoorde tot Arnoldus’ medebroeders in de Sint-Medardusabdij in Soissons, het klooster waar hij na zijn ridderloopbaan was ingetreden. Die ridderopleiding was gestimuleerd door zijn peter, Arnold van Oudenaarde, van wie hij tevens zijn voornaam kreeg. Arnoldus is dus het prototype van de stoere edele ridder die vervolgens kiest voor een loopbaan als vrome geestelijke en zelfs in een ijltempo carrière maakt tot een van de belangrijkste kerkelijke ambten: bisschop. Lisiardus zou hem ten andere later als bisschop van Soissons opvolgen.Blijkbaar ging de toen nog jonge Lisiardus vrij nauwkeurig te werk. Zo reisde hij naar Oudenburg, waar Arnoldus op 15 augustus 1087 tijdens een tweede vredesopdracht, stierf en, zoals gemeld, een abdij stichtte, om enkele interviews af te nemen van onder meer Arnoldus’ neef, eveneens Arnoldus en toen eerste abt van Oudenburg, en van Arnoldus’ jongere zus, Adzela. Samen met diplomaat Hariulf († 1143), de derde abt van Oudenburg, schrijft mogelijk Lisiardus het eerste levensverhaal van de H. Arnoldus.De oorspronkelijke tekst, die hoogstwaarschijnlijk aan de basis lag van zijn heiligverklaring, bleef niet bewaard of althans: tot nu toe werd geen exemplaar teruggevonden. Deze tekst vormde vermoedelijk de basis voor de uitgave van de Vita prima van Arnoldus in de zesdelige verzameling heiligenlevens De probatis Sanctorum historiis, die de kartuizer Laurentius Surius (1522-1578) uit en in Keulen tussen 1570 en 1577 liet drukken. Deze uitgave werd geregeld, maar niet altijd correct, heruitgegeven. Ook de authentieke druk door Sugerius is niet vrij van allerlei onnauwkeurigheden, waardoor de biografische gegevens met meer dan de nodige voorzichtigheid dienen te worden gelezen. Dit is ook niet de enige bron om de biografie van Arnoldus samen te stellen, maar ze zijn wel allemaal later te dateren, waardoor de inhoud zeker niet altijd met de historische feiten overeenkomt.

Enkele belangrijke gebeurtenissen uit het leven van de H. Arnoldus zijn afgebeeld op drie reliëfs in gegoten cement die als kapelletjes (hoogte: ca. 3,00 m) intussen de tuin van het Romeins Archeologisch Museum in Oudenburg sieren: het brengen van vrede, de stichting van de Oudenburgse abdij met de schenking van de kerk en zijn overlijden. Ze werden in 2009 vanuit het nabijgelegen kerkpark overgebracht en toen ook gerestaureerd door Lieven Goetinck uit Gent. Deze kapelletjes werden in 1946 gerealiseerd op vraag van de toenmalige Oudenburgse pastoor E.H. Achiel Lauwers (1877-1965). Ook in Zwevezele (ter ere van Sint-Aldegondis) en in Ramskapelle waren al gelijkaardige sculpturale monumenten geplaatst, die inderdaad qua uitzicht een verwantschap met die in Oudenburg vertonen. De bedoeling in Oudenburg was ongetwijfeld de verering voor de H. Arnoldus aanwakkeren en hem in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog als vredesapostel naar voren te schuiven. Oorspronkelijk waren een vijftal dergelijke kapelreliëfs voorzien, alle in het kader van de vrede. Hij was, zoals hoger al gemeld, door Rome als delegaat aangesteld om de geciteerde graaf te verzoenen met zijn edelen, vooral in een geschil over de aanstelling van een nieuwe bisschop voor Terwaan. Dit alles gebeurde in een politiek-kerkelijk roerige tijd. Maar hij slaagde blijkbaar perfect in die vredesopdracht, die kaderde in de godsvredesbeweging. Vervolgens trok hij zich opnieuw eventjes als kluizenaar terug. Begin juli 1087 keerde Arnoldus terug om die broze vrede te bestendigen, waardoor hij dan enkele weken later weliswaar in Oudenburg en bijvoorbeeld niet in Soissons of elders overlijdt.In samenspraak met de Bisschoppelijke Commissie voor Kerkelijke Gebouwen en specifiek met E.H. Michel English (1885-1962), bisschoppelijk archivaris, werd een beroep gedaan op de uit Brugge afkomstige architect en professor Firmin De Smidt (broeder Firmin) (1904-1983) van de Gentse Sint-Lucasschool om de kapelletjes te ontwerpen. Of De Smidt zich voor het algehele uitzicht inspireerde op de Sint-Liboriuskapelletjes in Benhausen (Paderborn) valt moeilijk te achterhalen, maar het sobere stenen barokkader vertoont een duidelijke stilistische gelijkenis. Uit een document in het archief van de plaatselijke O.-L.-Vrouwekerk blijkt in elk geval dat een dagbladknipsel met een foto van zo’n kapelletje ‘ergens in Beyeren genomen’ circuleerde en de initiatiefnemers of ontwerpers inspireerde. Er zijn wel meer monniken en zielsverwante architecten die Beierse voorbeelden imiteerden, vooral in het kader van een opfrissing van kloostercomplexen.Ook het uitzicht van het geciteerde Sint-Aldegondiskapelletje in Zwevezele vertoont een merkwaardige vormovereenkomst. Het originele ontwerp (ingekleurd met waterwerf, Chinese inkt op papier, 29,8 x 48,8 cm) voor de Sint-Arnolduskapelletjes bleef in het al vermelde archief bewaard, maar werd niet gesigneerd. Voor de concrete uitvoering raadde English de Brugse aannemer Gerard Dupon uit de Genthofstraat aan, die echter wegens tijdsgebrek en onvoldoende mankracht ze niet kon realiseren. English reageerde daarop traditioneel vrij gevat: " ’t Is overal dezelfde plaag: veel werk en geen handen. En dan loopen er duizende werkloozen. (sic)” Deze aannemer bezat blijkbaar een ‘ideale’ mal van een omlijsting, maar die was tijdens de oorlog ‘kapot geslegen en verdwenen’. De realisatie van de Sint-Arnolduskapelletjes liep niet van een leien dak en kende de noodzakelijke discussies en problemen. Ook kreeg pastoor Lauwers van de parochianen, die blijkbaar sponsorden, niet onmiddellijk de nodige centen bijeen en vroeg aan de aannemer uitstel met in zijn nota de uitdrukkelijke toevoeging "kunstenaarswerk dient rijk betaald te worden, dat is ook mijn gedacht!” De uiteindelijke uitvoering werd toevertrouwd aan de firma "C. DE BACKER”, zoals vermeld onderaan de reliëfs. Deze signatuur is bij één reliëf totaal verdwenen en bij de twee andere sterk uitgesleten met moeilijke leesbaarheid tot gevolg. De rode bakstenen sokkel werd door een plaatselijke ‘artiest-metser’ gebouwd op een witstenen plint. Op zondag 18 augustus 1946 – de zondag na Arnoldus’ kerkelijk feest – werden de Oudenburgse kapelletjes ingezegend met een plechtige dienst in de plaatselijke O.-L.-Vrouwekerk. Bij die gelegenheid liet de parochiegeestelijkheid bij de plaatselijke typograaf Arnold Smis (1913-1984) affiches drukken. Trouwens, jaarlijks werden toen, om de viering ter ere van de H. Arnoldus aan te kondigen, in Oudenburg nog affiches uitgebracht. Dit gebeurde meestal op de zondag na 16 augustus, zijn eigenlijke feestdag omdat zijn overlijden anders samenviel met het zeer belangrijke hoogfeest van O.-L.-Vrouw-ten-Hemelopneming (15 augustus). Toen werd ook nog een noveen ter ere van deze heilige gehouden.

Een rode draad in het leven van de H. Arnoldus is zijn blijvende zoektocht naar eenzaamheid, naar bezinnende stilte en verandering van leefwereld. Een dergelijke transitus loopt bij veel monniken – zelfs vandaag – als een refrein door hun leven, hoewel noch Benedictus, noch Bernardus zich daarmee gelukkig voelden. Geregeld trok Arnoldus zich uit de bewoonde (klooster)wereld terug om kluizenaar te worden.De Vlaamse kluizenaar Gremboldus zal hem daartoe inspireren. Dit is voor die tijd zeker niet verwonderlijk. Een eerder zeldzame voorstelling van Arnoldus als kluizenaar wordt in de verzameling van het Steinmetzkabinet en van de Sint-Pietersabdij, beide in Brugge, bewaard. De originele compositie van deze vroeg zeventiende-eeuwse burijngravure (16,4 x 20,6 cm) door de Antwerpenaar Maarten de Vos (1531-1603), gestoken door Rafaël Sadeler (1560-1628), wordt nog bij andere heiligenafbeeldingen gebruikt, waardoor de prent niet echt vernieuwend kan worden genoemd. Toch blijft de voorstelling van Arnoldus als kluizenaar eerder zeldzaam. Het valt inderdaad wel op dat Arnoldus zich telkens na of voor een opdracht terugtrekt: na zijn ridderschap, voor hij abt wordt, vlak voor zijn bisschopswijding, na de zo gezegde stichting van de Oudenburgse abdij … Hij wil blijkbaar geen belangrijke en lange opdrachten aannemen.Zo vlucht hij bijvoorbeeld na zijn verkiezing tot abt van Soissons in het woud, volgt een spoor van een wolf om zogezegd nooit meer terug te keren, maar juist dit spoor brengt hem voor de poorten van dit klooster. Een belangrijker teken dat hij deze functie moet opnemen bestaat niet! En dergelijke voorvallen doorspekken meermaals zijn leven: bij zijn wijding tot bisschop, bij de bouw van de Oudenburgse abdij, waarbij zijn uitvinding van het bier wel tot de voornaamste, meest bekende en spectaculairste behoren. Het is dan ook niet voor niets dat hij patroon werd van Oudenburg maar vooral evenzeer van de bierbrouwers. In de meeste zalen van het brouwershuis in Brussel prijkt dan ook zijn beeltenis en bij het proberen samen te brengen van alle Vlaamse en Waalse Sint-Arnoldussculpturen voor de eeuwfeesttentoonstellingSint-Arnoldus en de Sint-Pietersabdij te Oudenburg 1084-1984 in het toen nog Stedelijk Museum van Oudenburg in 1984 weigerden een drietal brouwerijen hun beeld uit de brouwerszaal uit te lenen omdat hun bierbrouwsel in die periode zou mislukken. Bij soortgelijke eeuwfeestjaren (84, 87 …) werd in de loop van de geschiedenis de verering van de heilige met meer luister gevierd. Zo was er in Oudenburg, naast kerkelijke plechtigheden, in opdracht van het schepencollege op 18 augustus 1887 een lichtstoet, werden de gebouwen specifiek verlicht en vond vuurwerk plaats. Toen trok op 18 en 21 augustus ook een ‘historischen en godsdienstigen stoet’ door de straten van dit dorp in aanwezigheid van mgr. Jan Jozef Faict (1813-1894), bisschop van Brugge. De bijna vijftig taferelen toonden zijn voornaamste levensfeiten, maar nergens wordt het biermirakel geëvoceerd, wel de vele andere merkwaardige gebeurtenissen.Bisschop Faict, brouwerszoon uit Leffinge, zal eveneens aanwezig zijn op de plechtige inwijding van de Sint-Arnolduskapel in Tiegem, zogezegd gebouwd op de plaats waar het geboortehuis van Arnoldus stond.De toenmalige directeur van het Lemmensinstituut, Aloys Desmet (1867-1917) componeerde zelfs speciaal een ‘Missa in honorem Sancti Arnoldi’. En zowel in Oudenburg als in Tiegem werd geregeld een Sint-Arnoldusspel opgevoerd, waarbij zijn best bekende mirakel van de verandering van water in bier meestal niet ontbrak. En dat in de loop van de geschiedenis ook vele Sint-Arnoldusbieren werden gebrouwen, hoeft niemand te verwonderen.

Attributen en andere herkenningstekens
Net zoals van de meeste heiligen bestaat van Arnoldus geen vera effigies, een authentieke afbeelding uit de elfde eeuw. We weten dus helemaal niet hoe hij er uitzag. De oudste afbeeldingen dateren uit de latere vijftiende eeuw, zoals in een handschrift of op een paneeltje, samen met de H. Godelieve die in dezelfde elfde eeuw leefde. Om hem te herkennen zijn we aangewezen op zijn attributen. Als vredespatroon draagt hij een (witte) duif met soms een palmtak in de bek. Meestal wordt hij echter voorgesteld als ridder met wapen en over zijn harnas een koorkap. Als abt en bisschop draagt hij naast wat liturgische paramenten een kromstaf, mijter, ring en soms nog een boek (bijbel? orderegel van de H. Benedictus?).

Het gros van zijn voorstellingen toont hem logischerwijze als patroon van de bierbrouwers omdat zij zijn afbeelding zo lieten sculpteren, schilderen of in een glasraam voor brouwerszalen lieten verwerken. Dan zien we hem met een resem objecten die naar deze nering verwijzen: een ton, vaak verfraaid met hopperanken, een brouwersketel of -kuip, een gaffel, een kruik, een pint, een roervork en een rieten stuikmand, geen bijenkorf zoals sommige iconografische studies verkeerdelijk beweren. Vooral die twee laatste zorgen voor een duidelijke herkenbaarheid en onderscheiden hem van andere heiligen. Met die attributen en als abt/bisschop zien brouwers Arnoldus graag afgebeeld. Dit betekent evenwel niet dat hij de enige patroon van de bierbrouwers in Europa is.We kunnen gemakkelijk een vijftiental heiligen in die hoedanigheid opsommen, maar in de Zuidelijke Nederlanden wordt hij zo goed als de enige brouwerspatroon aanvaard.

Sint Arnoldus: patroon van de brouwers
Al in de inleiding rakelden we het legendarisch verhaal op dat Arnoldus uit Tiegem tijdens de bouw van de Sint-Pietersabdij in Oudenburg water in bier veranderde door met zijn staf te roeren. Daarom werd die kromstaf iconografisch dikwijls vervangen door een roervork.Meteen stierf de epidemie uit en alle zieken genazen door dit (hemelse) vocht te nuttigen. Nu nog wordt dit door heel wat bierdrinkers graag aangehaald om een pint meer te drinken. Dit is niet het enige verhaal dat wordt verteld om hem als patroon van de bierbrouwers te aanvaarden. Zo wordt soms gesteld dat zijn vader ooit als bierbrouwer werkte, maar dit is werkelijk klare nonsens. Het zijn allemaal verhalen die later werden toegevoegd aan de oudst bekende vita, waarin eigenlijk nooit sprake is van deze miraculeuze gebeurtenissen. Verder zou hij eveneens het brouwsel hebben gered na de brand en instorting van de brouwerij van de Sint-Pietersabdij in opbouw. Leuker is de vertelling dat de dragers die na zijn overlijden zijn stoffelijk overschot moesten overbrengen – lees stelen – in de buurt van het Franse dorpje Champigneulles hevige dorst kregen. In de herberg was echter geen bier voorhanden. Geen nood: een onzichtbare hand drukte hen een kruik met dit heerlijke vocht in de hand. Misschien is dit verhaal inderdaad leuker, maar wat blijkt: het gaat hier niet om de H. Arnoldus van Tiegem, wel over die van Metz († 640). Tussen beiden bestaat inderdaad verwarring en diverse van hun mirakels worden met elkaar verwisseld, worden van elkaar afgenomen waardoor ook de attributen niet altijd bij de juiste heilige staan afgebeeld. Ook de nering van de Gentse brouwers verwisselde de sinten toen ze bij de Brusselaar Philippe de Champaigne (1602-1674) een schilderij met de voorstelling van dit mirakel bestelden voor hun brouwershuis. De verwarring wordt nog groter wanneer we weten dat Arnoldus van Tiegem in de nacht van 14 op 15 augustus 1087 overlijdt en de dag nadien wordt begraven op de feestdag van zijn naamgenoot Arnoldus van Metz. Dergelijke verwisselingen komen in de hagiografie wel meer voor, maar doordat de meeste bierbrouwers naar Oudenburg pelgrimeerden, lijkt het voor de hand te liggen dat in de Zuidelijke Nederlanden en wat daarbuiten vooral Arnoldus van Tiegem als hun patroonheilige wordt aanvaard. Intussen trok de nering van Brugge zeker al vanaf 1429 jaarlijks naar Oudenburg op bedevaart om de relieken van deze sint te vereren, droeg in de processie het Sint-Arnoldusschrijn en werd nadien door het stadsbestuur merkwaardig genoeg op wijn en niet op bier getrakteerd. Dit betekent evenwel dat zijn patroonschap van de bierbrouwers zeker tot in het begin van de vijftiende eeuw, vermoedelijk zelfs vroeger, opklimt. Tevens bestond mogelijk een verband tussen de verering voor de H. Arnoldus en de carnavaleske Aernoutsbroeders of de volgelingen van de als ketter veroordeelde Arnold van Brescia († 1155).

Naast de vermelde Gentse nering werd Sint-Arnoldus ook in Brugge als patroon vereerd. Op 6 januari 1395 kwam het toenmalige bestuur met de karmelieten in de Carmersstraat overeen om het bestuursrecht van de Sint-Arnolduskapel, gelegen aan de noordzijde van het koor van de kloosterkerk, te krijgen. Ze verrichtten zonder twijfel hun diensten aan hun eigen altaar en mochten hun leden daar onder bepaalde voorwaarden begraven. Dit betekent dus dat al vóór 1395 bij de brouwers een Sint-Arnoldusgilde bestond. Hoelang ze die kapel gebruikten, is nog niet achterhaald. Wel weten we dat ze zeker vanaf het begin van de achttiende eeuw gebruik maakten van de brouwerskapel gelegen in de Langestraat op de zuidwesthoek van de Bapaumestraat, niet ver van de Kruispoort en naast het godshuis ‘Ter Callomne (Calomna)’ – genoemd naar de stichter – of ‘Ter zweepen Christi’ zoals Jezus tijdens zijn geseling staat afgebeeld op het zegel.Deze kapel behoorde destijds toe aan het gezelschap van de biervoeders. Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw lieten ze hun diensten verrichten in de Sint-Annakerk.De brouwers betaalden telkens op de feestdag van hun patroonheilige de zangmeester, de klokkenluider en de koster.Na de viering werden deze kerkbedienden voor hun (goede) diensten getrakteerd, hoogstwaarschijnlijk met bier maar dit wordt in de rekeningspost niet gespecificeerd. In de negentiende eeuw lieten de Brugse brouwers hun misviering(en) in de H.-Bloedkapel verrichten. Dit vernemen we dankzij een neogotisch uitnodigingsbriefje van 12 augustus 1887, bewaard in de provinciale cultuurbibliotheek in Brugge. Ook in de Sint-Salvatorskathedraal, waar een "deel van zyne heilig overblysels is berustende”, werd zijn feestdag gevierd, zoals we lezen op de titelbladzijde van een devotieboekje dat bij de weduwe De Moor en zoon in Brugge werd gedrukt.

Hier en daar vinden we in Brugge zelfs Sint-Arnoldusafbeeldingen, zoals onder meer op een neogotisch glasraam uit de voormalige kapel van het Sint-Lodewijkscollege uitgevoerd door de firma L. Grossé-de Herde in 1893 (?), een beeld uit 1981 door Jan Franck (1929-2010) boven de poort aan het Minnewaterpark waarvan het bozzetto in een privéverzameling wordt bewaard en op een zestiende-eeuws glasraam in de Jeruzalemkapel samen met zijn beschermeling Arnoud Adornes. En de monniken van de Sint-Pietersabdij van Steenbrugge verzamelden uiteraard enkele afbeeldingen van deze sint, al was het maar omdat ze in 1934 de abdijrechten met de naam van de Oudenburgse abdij konden verwerven.

De verschillende Vlaamse brouwersneringen lieten ongetwijfeld ook bidprentjes en andere gedrukte afbeeldingen vervaardigen. Zo is een vrij grote kopergravure (34,5 x 25,3 cm) bekend met centraal de heilige als bisschop, maar achter hem diverse brouwersactiviteiten (Brugge, Steinmetzkabinet). Onderaan prijkt niet alleen een devotietekst en zijn brouwersattributen, maar eveneens in een eenvoudige banderol ‘Brugge’. Het lijkt dus dat deze prent voor de Bruggelingen werd gestoken door waarschijnlijk Philibert Balthazar Bouttats de Jongere uit Antwerpen (1663-1717). De stadsnaam kon gemakkelijk worden veranderd, waardoor de prent ook door andere neringen kon worden gebruikt. De plaatsing ervan spreekt dit niet tegen. Er bestaan nog gelijkaardige prenten. Van deze Brugse nering conserveert het Gruuthusemuseum een uniek zilveren borstschild uit 1695, uitgevoerd door edelsmid Pieter van Sychem (1670/72-1726/28), die trouwens thuis zelf bier brouwde. Zeldzaam is dat ook de ontwerptekening ervan bewaard bleef (Brugge, Steinmetzkabinet). Naast zijn buste en traditionele attributen zien we op dit schild ook enkele taferelen uit zijn leven afgebeeld. Het werd door de deken van de nering hoogstwaarschijnlijk tijdens belangrijke plechtigheden gedragen. Mogelijk daarom kochten ze in 1732-1733 zilveren schakels aan om een sierketting te maken.

Dergelijke diensten vinden niet meer plaats en met moeite kwam de Ridderschap van de Roerstok der Brouwers in 1984 bij het eeuwfeest nog even naar Oudenburg om Sint-Arnoldus te vieren. Vroeger droeg het Brusselse Manneken Pis nog een toga van dit genootschap op hun feest en plaste hij op die dag lambiek in plaats van water: van een mirakel gesproken!

Bronnen
Brugge, Stadsarchief, 366, nering brouwers

Brugge, Provinciale Bibliotheek voor Cultuur, 6AD2

Gent, Universiteit, bibliotheek, hs. 462, deel 7, pp. 224-225

Oudenburg, archief van de O.-L.-Vrouwekerk (niet genummerd)

J. Ferrant, Un Saint de la Flandre au XIe siècle.Vie de Saint Arnold ou Arnulphe.Evêque de Soissons, Brugge, 1887

G. Clanché, Saint Arnou. Evêque de Metz au VIIe siècle. Patron des brasseurs, Dieulouard, 1980

A. Hoste, De geschiedenis van de Sint-Pietersabdij te Oudenburg 1084-1984, Oudenburg, 1984

[J.L. Meulemeester, red.], cat. v. d. tent. Sint-Arnoldus en de Sint-Pietersabdij te Oudenburg 1084-1984, Oudenburg, 1984 met uitvoerige bibliografie en overzicht van de vroegere bibliografie

A. Smits, Sint-Aernout, patroon der brouwers, in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, 1985, 2, pp. 232-263

P. Eeckhout, Un tableau de Philippe de Champaigne retrouvé: "La translation des reliques de Saint Arnould”, in: Revue belge d’archéologie et d’histoire de l’art, LIV, 1985, pp. 5-16

N. Geirnaert, Sint-Arnoldus van Tiegem, patroon van de Brugse brouwers in de middeleeuwen, in: Biekorf, LXXXVI, 1986, 4, pp. 333-336

[J.L. Meulemeester, red.], Sint-Arnoldusnummer 1087-1987, in: Vlaanderen, XXXVI, 3, mei-juni 1987, pp. 129-164

J.L. Meulemeester, De St.-Arnolduskapel en het park in Tiegem, in: De Leiegouw, XXX, 4, december 1988, pp. 333-346

J.L. Meulemeester, De relikwieën van de H. Arnoldus en zijn schrijn in de O.-L.-Vrouwekerk te Oudenburg, in: Brugs Ommeland, XXXI, 3, september 1991, pp. 147-170

J.L. Meulemeester, Arnoldus van Tiegem of van Soissons, in: Nationaal Biografisch Woordenboek.Deel 14, Brussel, 1992, kol. 6-10

B. Meijns, De stad Oudenburg. Een synthese van haar eerste tien eeuwen (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), Leuven, 1993

[R. Vander Plaetse, E. Müller en L. De Leeuw-Geirnaert, red.], Hariulf. Pleidooi voor Oudenburg, Turnhout, 2003

R. Nip, Arnulfus van Oudenburg, bisschop van Soissons († 1087), Leuven, 2004

A. Smits, Arnold van Tiegem ridder-bisschop.Leven van de stichter van de Abdij van Oudenburg, patroon van de brouwers, Tielt, 2005

J. Cornilly, Tiegemberg, devotie en kunstenaars, in: In de steigers, XVIII, 3, 2011, pp. 71-79


 
Erfgoedkring Oudenburg
Marktstraat 25
8460 Oudenburg
T 059-56 84 00
F 059-56 84 00