Kapelletje

Een Oudenburgse O.-L.-Vrouwekapel gerestaureerd

Jean Luc Meulemeester

In ‘t centrum van Oudenburg, precies in de plooi van de Kapellestraat staat sinds mensenheugenis een O.-L.-Vrouwekapel. Het neogotische gebouwtje, opgetrokken in baksteen van ter plaatse, heeft een eenvoudig balkvormig uitzicht (210 x 380 x 480 cm) met zadeldak waarop rode Vlaamse pannen liggen[1]. Het heeft geen vensters, wel een grote houten toegangsdeur die bijna de volledige straatzijde inneemt. De voorkant, gemetseld in een andere baksteen (bruinrode) dan de zijkanten (geelbeige), vormt een trapgevel met op de top een zandstenen kruisje. Rondom de lichte spitsvormige toegang zijn zandstenen gemetseld als een negblokkenomlijsting. De lichtblauw geschilderde deur is met wit traliewerk geajoureerd. Kapelletjes met gelijkaardig uitzicht vinden we in Vlaanderen her en der. Doordat het werkelijk in de hoek van de winkelhaakvormige straat staat, is het kapelletje wat schuin ten opzichte van de rooilijn geplaatst. Al decennia en nog steeds wordt het dagelijks door een buurtbewoonster ’s ochtends geopend en ’s avonds gesloten. Zij onderhoudt het ook. En dat de devotie tot Maria nog bloeit, blijkt doordat dagelijks kaarsen branden, bloemen worden gebracht en/of ververst. Voor die kaarsen is aan de oostzijde een speciaal zwart geschilderd metalen kaarsenrek (56 x 70 x 20 cm) met dubbele kaarsenhouder opgehangen.Aan de zijkanten is een bekkenversiering, beneden een accolade en een kruisje bovenaan, alle afwisselend in wit en blauw geschilderd. De walm en de hete lucht van de brandende kaarsen worden via een metalen buis, die als een schoorsteentje eindigt, naar buiten afgevoerd. Een rechthoekige metalen in het zwart geverfde bak kan het afgedropen kaarsenvet opvangen.De trap en de dorpel van de bidplaats bestaan uit twee uitgesleten arduinen grafstenen[2]. Achter een met hekwerk (hout en metaal) en deur afgesloten absis bevindt zich een altaar, waarop beelden en kandelaars. Daar, in de nis van de meest noordelijke muur prijkt als een retabel een gepolychromeerde piëta uit de negentiende eeuw. Om dit beeld te beschermen staat de sculptuur in een glazen omhulsel. Op de boord van een witte altaardwaal lezen we ‘O.L.Vr.: bidt voor ons’, in blauw geborduurd. In het houten afgesloten hekwerk is een kleine gleuf als offerblok of om giften te doneren voor kaarsen, bloemen en onderhoud van het kapelletje.

Door de recente bouw van een appartementsblok vlak naast dit O.-L.-Vrouwekapelletje werd het gebouwtje beschadigd. Zo stortte in 2010 het grootse deel van het witgepleisterde gewelf in. De bouwheren van deze woonblok wilden eigenlijk samen met de verkavelaars van de in 2004-2005 aangelegde Castellumstraat, die eveneens in die winkelhaakhoek van de Kapellestraat uitmondt, dit O.-L.-Vrouwekapelletje laten afbreken om meer plaats in te ruimen voor hun projecten. Beschadigen kon misschien in dit verband tot een vluggere afbraak leiden! Gelukkig werd die afbraak niet toegelaten. Begin 2013, na de bouw van de appartementsblok ernaast, werd het spitse tongewelf door de technische dienst van de stad Oudenburg[3]herbepleisterd en kreeg het geheel (interieur, altaar, kaarsenrek, bank, deur …) een nieuwe verflaag, wit voor de zoldering en de muren; licht mariaal blauw voor de deur, afsluiting en andere ornamenten.Rondom werd een bloemenperkje aangelegd.Het geheel werd mede dankzij buurtbewoners opgefrist.

De geschiedenis van dit kapelletje gaat terug naar de Middeleeuwen, waar toen de Sint-Kruiskapel stond. Die werd in 1190 opgetrokken op het erf van de kastelein en burggraaf Gerardus en zijn vrouw Virgina. Hun residentie stond op de hoek van Mariastraat en de Kapellestraat.Sommige Oudenburgnaars vertellen dat bij de bouw van een beenhouwerij en restaurant op die plaats kelders werden teruggevonden. Aan die kapel was een priester verbonden[4]. De aanwezigheid van de kapel zorgde ook voor de naamgeving van de straat[5]. Het huidige gebouwtje is uiteraard veel jonger en valt omstreeks het midden van de negentiende eeuw te situeren. Het werd opgetrokken in opdracht van het koppel Carolus (Karel / Charles) Maelfeyt (Klemskere, 1800 - Oudenburg, 12 augustus 1893) en Theresia De Boodt (Vlissegem, 10 juni 1816 - Oudenburg, 12 augustus 1893), die in de Marktstraat van Oudenburg woonden. Uit het bevolkingsregister van Oudenburg, waaruit we ook hun geboorte- en overlijdensdatum hebben geput, blijkt dat ze toen ingeschreven waren als renteniers. Na hun overlijden werd het kapelletje op 17 maart 1894 met de grond (tien centiaren, wat ongeveer overeenkomt met de bouwoppervlakte van de kapel en een klein stukje grond voor groen en bloemen ernaast) en zonder kosten aan de kerkfabriek van de O.-L.-Vrouwekerk geschonken.Zij had dit in haar testament van 29 oktober 1887 bepaald, hoogstwaarschijnlijk met medeweten van haar man. Dit legaat werd geregistreerd door het kantoor van notaris De Busschere uit Brugge op 17 augustus 1893, nadat het waarschijnlijk door landbouwer en haar zwager Josephus Vanden Broecke uit Nieuwmunster als testamentuitvoerder was voorgelegd na het overlijden van Theresia De Boodt. De vicaris- generaal van het bisdom Brugge, die wegens het overlijden van mgr. Jan Jozef Faict op 4 januari 1894 over geen bisschop beschikte, ging op 30 januari 1894 met dit legaat akkoord[6]. Ook de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen stemde op 16 februari 1894 met deze schenking in[7]. Dit gebeurde tijdens het pastoorschap van Pieter J. Jaeckx (Nieuwpoort 12 maart 1836 - Oudenburg 5 juni 1909), die op 11 januari 1882 in Oudenburg werd benoemd[8] en die hoogstwaarschijnlijk wel invloed op deze grondeigenaars uitoefende om deze kapel aan de Oudenburgse kerkfabriek te schenken. In die late negentiende eeuw worden in mei ook geregeld misvieringen in deze kapel opgedragen[9].

 

 

 

 

Onderschriften afbeeldingen

 

Het neogotische en recent opgeknapte O.-L.-Vrouwekapelletje in de Kapellestraat in Oudenburg

 

Het kaarsenrek in het O.-L.-Vrouwekapelletje in Oudenburg

 

Portret van pastoor Pieter J. Jaeckx (Nieuwpoort 12 maart 1836 – Oudenburg 5 juni 1909) uit Oudenburg

Brugge, archief bisdom, N66



[1]G. Callaert en E. Hooft (red.), Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen.Inventaris van het bouwkundig erfgoed.Provincie West-Vlaanderen. Gemeente Oudenburg, Deelgemeenten Ettelgem, Roksem, Westkerke, Brussel, 2002, p. 25 en V. Degrande, Langs deze weg zet gene voet … De kapelletjes van West-Vlaanderen. Regio Oostende en Veurne, Brugge, 2011, p. 155

[2]De onderste is gebroken en de stukken met cement tegen elkaar geplaatst. Op één ervan (70 x 114 cm) is duidelijk renaissancistisch beslagwerk en in de hoeklobben de symbolen van de vier evangelisten te herkennen. Het gaat over een grafzerk van een zekere Jan, zoals de centrale tekst amper laat lezen. Bij de andere (62 x 143 cm) is de tekst totaal uitgesleten. Ze worden, omdat ze geen persoonsafbeelding tonen, niet vermeld in R. Van Belle, Vlakke grafmonumenten en memorietaferelen met persoonsafbeeldingen in West-Vlaanderen. Een inventaris, funeraire symboliek en overzicht van het kostuum, Brugge, 2006.

[3]Dezelfde technische dienst herstelde in 2010 ook lichtjes het neogotische privékapelletje op de hoek van de Dorpsstraat en de Oudekerkstraat in Ettelgem (over dit kapelletje zie G. Callaert en E. Hooft (red.), op. cit., p. 92 en V. De Grande, op. cit., p. 150), naar aanleiding van honderd jaar kerkwijding van de Sint-Eligiuskerk in Ettelgem. In april-mei 2012 herstelde ze het mariaal kapelletje op de hoek van Demoniemolenstraat en de Dorpsstraat in Ettelgem (over dit kapelletje zie G. Callaert en E. Hooft (red.), op. cit., p. 92 en V. De Grande, op. cit., p. 151). Een paar maanden voordien hadden vandalen dit geklasseerd kapelletje gedeeltelijk verwoest en het O.-L.-Vrouw-van-Lourdesbeeld ontvreemd.Het werd voor een stuk hermetseld, opnieuw volledig geschilderd naar de kleursporen die werden teruggevonden en een nieuw Mariabeeldje aangekocht. Smederij Everaert uit Bredene maakte toen een nieuw kruis, identiek aan het oude verweerde exemplaar. Het werd op dezelfde plaats op de nok van het zadeldakje geplaatst. Het oude smeedijzeren kruis met lichte ornamentiek kon niet meer worden hersteld, stukken ervan waren verdwenen en het was ten andere volledig doorroest. Recent werd ook het kapelletje ‘O.-L.-Vrouw-van-’t Pompje’ (over dit kapelletje zie J.L. Meulemeester, Oudenburgenaars ‘bedevaarten’ jaarlijks naar O.-L.-Vrouw-van-’t Pompje, in: Ons Heem, L, 2, zomermaand 1996, pp. 118-120 ; G. Callaert en E. Hooft (red.), op. cit., p. 13 en V. De Grande, op. cit., p. 154. Die laatste auteur vermeldt dit kapelletje ook eventjes in zijn boek Waar men gaat langs West-Vlaamse wegen … Statische en volkshistorische synthese van de weg- en veldkapellen in West-Vlaanderen, Assebroek, 2008, p. 51) aan het kanaal Plassendale – Brugge, na vandalisme, hersteld.

[4]E. Feys en D. Van de Casteele, Histoire d’ Oudenbourg, Brugge, 1873, p. 644

[5]M. Gysseling, Toponymie van Oudenburg, Brussel, 1950, pp. 148-149

[6]Brugge, archief bisdom, B 156, acta 1894, p. 63, 30 januari 1894

[7]Een afschrift van dit legaat, van de registratie en van de beslissing van de Bestendige Deputatie bevindt zich in het archief van de kerkfabriek van O.-L.-Vrouw in Oudenburg.

[8]Over Pieter J. Jaeckx zie F. Bonte en L. De Cleer, Oudenburg en Oostende in de jaren 1890 - 1914, Oudenburg, 2010, pp. 16-18 en Brugge, archief bisdom, N66, Pieter J. Jaeckx

[9]Oudenburg, archief O.-L.-Vrouwekerk, rekeningboek 1889-1897, op diverse bladzijden

 
Erfgoedkring Oudenburg
Marktstraat 25
8460 Oudenburg
T 059-56 84 00
F 059-56 84 00